Afb.: De borg Ewsum of De Oort, een voormalige borg bij Middelstum. De eerste vermelding dateert uit 1371. De borg is gesloopt in 1863, maar de toren is blijven staan. Op de tekening is de borg nog in de oude staat. (Tekening: J. Ensing.
Het leven op een borg Omstreeks het midden van de 17e eeuw telt Groninger nog vele borgen. Bijna ieder dorp kent wel zijn eigen borg. Sommige dorpen hebben meerdere borgen. Bij een dorp als Middelstum staan er zelfs drie. In de eerste helft van de 18de eeuw beginnen de borgheren flink te slopen. Soms wordt er zoveel afgebroken, dat er van het oorspronkelijke gebouw niet veel overblijft. De poortgebouwen worden afgebroken, de ophaalbruggen en afsluithekken worden weggehaald, de grachten worden dichtgegooid en ramen worden vergroot. Wat overblijft, is een luxe landhuis. De kanonnen blijven vaak nog wel staan. Op een gegeven moment wordt de borg verkocht voor afbraak en worden de stenen gebruikt om de zeedijken te versterken of om nieuwe huizen mee te bouwen. Stenen zijn in die tijd erg duur.
In een borg woon je niet, maar je vertoeft er… In de 18de eeuw is de borg niet om in te wonen, zoals ‘gewone mensen’ dat doen in hun huis. De borg is er vooral voor het uiterlijke vertoon en voor het plezier. De borgheer is wat trots op zijn Franse tuin met de geschoren hagen, een fontein, vijvers, terrassen, priëlen en beelden. De borgheer laat graag zien dat hij rijk is. Zijn prachtige buitenhuis met bedienden, koetsen en paarden tonen hem als een belangrijk man. Vrije tijd heeft hij genoeg. Dat is het voorrecht van de rijken. Hij hoeft zich niet te vervelen op zijn buitenhuis. Hij kan er wandelen, jagen, theedrinken en praten met andere bezitters van buitenhuizen. Of hij speelt op het speelveld een partijtje golf. En verder zit hij graag met zijn vrouw onder het genot van een pijpje en een glaasje in de theekoepel. Dan vergeet hij even dat het hem handenvol geld heeft gekost. Kunstschilders, timmermannen, metselaars, architecten, glazeniers, beeldsnijders en beeldhouwers zijn opgetrommeld om de borg tot een echt buitenpaleis om te toveren.
De hal van de borg De bezoeker komt binnen door een zware deur. Daarna komt hij in een hal, waar de visitekaartjes van de gastheer hangen. Dat zijn de familiewapens, vaak mooi gebeeldhouwd of in hout gesneden en beschilderd. De gast weet dan meteen dat zijn gastheer van adel is, hoewel dat vaak niet eens het geval is. Ze weten ook dat hij getrouwd is met een adellijke vrouw! Soms is het ook de vrouw, waar de borgheer zijn rijkdom aan te danken heeft. De hal komt uit op een gang die het gebouw in twee helften verdeelt. In beide helften zijn mooie kamers. De kamers hebben vaak een eigen aparte kleur. Een rode kamer, een blauwe kamer of een gele kamer. Aan de wanden hangen kostbare kleden, gemaakt van zijde en gouddraad. Als ’s avonds de kaarsen branden, glinstert het gouddraad. Op het tapijt zien we een landschap van bossen met laantjes, kastelen en paleizen waarin allerlei dieren en tropische vogels. Vooral ’s winters, als het donker in de kamer is, begint het kleed te leven. Dan lijkt het wel of je midden in dat grote, mooie bos zit.
Afb. De schouw in de eetkamer van de Menkemaborg in Uithuizen. (Foto: Harm Hillinga).
De grote zaal Op een grote borg worden de gasten ontvangen in een speciale zaal, de ontvangstzaal of ‘sael’, zoals men dat in die tijd schrijft. In de Menkemaborg van Uithuizen staan 18 stoelen klaar om gasten te ontvangen. Vaak staat er ook nog een ledikant. Ook hier wil de borgheer weer veel indruk maken. In de zaal maar ook de andere kamers staan prachtige versierde schouwen, vaak met mooie schilderijen er boven. Deze schouwen, hoe mooi ook, zijn er niet voor de sier. Want de borgen met hun dikke muren zijn altijd kil. Er moet bijna altijd gestookt worden, wil men het er een beetje behaaglijk hebben. Zelfs in de zomer wordt er nog gestookt. Voor de verlichting hangen er kroonluchters. Elektriciteit is er nog niet in die tijd. De vele spiegels aan de wanden zorgen ervoor dat het licht wordt weerkaatst. Behalve ontvangsten wordt de zaal ook gebruikt voor feesten, muziek- en dansavonden. Hele grote borgen zoals Nienoord in Leek hebben zelfs een aparte danszaal.
De eetkamer Aan het einde van de 18de eeuw wordt het de gewoonte om in een aparte eetkamer te eten. Op de Menkemaborg kun je dat nog goed zien. De eetkamer is vlak bij de keuken. Dat is handig. Vanuit een apart vertrek in de eetkamer wordt het eten door het bedienend personeel opgediend. Dit kamertje heet ook wel de‘dienkeuken’. Er bevinden zich allerlei kleine kastjes en schappen voor het servies. In de vloer zit een luik. Daaronder zit de regenwaterput. Zo heeft het personeel altijd vers water bij de hand. De tafels worden keurig gedekt met linnen tafelkleden. Op de Menkemaborg hebben ze in de 18e wel 90 tafelkleden en 800 servetten! Onder het eten zien we steeds het familiewapen terug: op het bestek, het servies, de zilveren dienbladen en de kandelaars. De deftige bewoners laten zich het goed smaken. Ze ontbijten met brood, thee of koffie en soms met gebak. Halverwege de middag is er de hoofdmaaltijd met soep, vlees, groente en fruit en 's avonds volgt dan nog een lichte maaltijd. Vis staat vaak op het menu en is afkomstig van de eigen visvijvers. Op de Fraeylemaborg worden in de eerste maanden van 1787 maar liefst 675 snoeken uitgezet.
De keuken Veel keukens zitten onder in de borg. Op de Fraeylemaborg te Slochteren bijvoorbeeld kun je dat nog goed zien. De keuken zit op het niveau van de gracht. Er staan kachels, fornuizen en pompen, om het water mee op te pompen. In de koele kelders worden de voorraden bewaard in vaten, potten en manden.
Afb.: De herenkamer op de Menkemaborg te uithuizen. (Foto: eigen verzameling).
Elke bewoner van de borg heeft zijn eigen kamer De borgheer heeft een ‘herenkamer’. Daar kan hij zich terugtrekken. Typisch voor de herenkamer zijn de tabaksdozen en de rekken aan de wanden met de Goudse pijpen. Met een vriend drinkt de borgheer er af en toe onder het genot van een pijp een glaasje wijn. Als hij zich verveelt, pakt hij een boek over verre landen of over de geschiedenis uit de boekenkast. Maar hier kan hij later ook de krant lezen zoals de Groninger Courant en de Ommelander Courant.
In de herenkamer staat een ‘kunstkabinet’, een kast waarin bijzondere dingen kunnen worden bewaard. Daartoe behoren ook de souvenirs, die hij van verre reizen heeft meegenomen.
De salon van de dame Net als de heer heeft ook de vrouw een eigen kamer. De damessalon wordt ook wel ‘boudoir’ genoemd. De borgvrouw drinkt daar graag met haar vriendinnen thee. Of ze maakt zich nuttig met een borduurwerkje.
Afb.: Het hemelbed in de Menkemaborg, naar een ontwerp van Daniel Marot. Het is gemaakt van Chinese zijdedamast. (Foto: Harm Hillinga).
Slaapvertrekken De bedden zijn heel zacht en comfortabel. Daar kun je wegdromen onder versierde linnen lakens en slopen. Op sommige borgen zijn bedden, die alleen gebruikt worden voor zeer speciale gelegenheden. Als er een kind moet worden geboren bijvoorbeeld. Of als er bijzondere gasten komen te logeren.
Op het hemelbed in de Menkemaborg heeft Koning Willem III nog geslapen. Het personeel slaapt in kleine eenvoudige bedsteden, vaak in de onderste vertrekken van de borg. De dienstmeiden op de Menkemaborg slapen in bedsteden in de keuken op de benedenverdieping. Het personeel op de borg De borgheer is een vooraanstaand iemand. Een echte heer van stand. Hij is of burgemeester in de stad Groningen, of hij zit in het bestuur van de provincie en bezit verschillende rechten. Hij leeft van zijn landerijen en wacht op de pachten, die de boeren hem elk jaar betalen. Soms heeft hij een eigen boerderij.
Op de Fraeylemaborg zijn maar liefst zes dienstboden in dienst. Er is een kamermeid, die de borg moet schoonhouden. Een koetsier verzorgt de paarden en onderhoudt de rijtuigen. De veemeid zorgt voor alle andere dieren op de borg. Verder is er een kok, die iedere dag de maaltijd klaarmaakt. Voor het verzorgen van de kleding en het linnengoed (lakens, slopen, tafelkleden, servettten) is er een speciale linnenmeid. En dan heeft de borgheer nog een lijfknecht, die hem bij alles helpt, zoals het uitrekken van de rijlaarzen, het inschenken van een glas wijn of bij het instappen in de koets. Gaat de borgheer naar de stad, dan gaat de lijfknecht mee.
De hygiëne Bij de Menkemaborg staan op het voorplein torentjes. Daarin bevinden zich de toiletten, de ‘secreet’ of ‘poepdozen’. Vanwege de stank moet je buiten naar het toilet. De ontlasting gaat direct de gracht in. Mooi opgelost, maar bedenk dat datzelfde water weer in de borgkeuken wordt opgepompt om de vaat mee te wissen….. In die tijd doet men daar niet zo moeilijk over.
Verwarming en verlichting Uiteraard is er nog geen centrale verwarming. Er wordt gestookt in de open haarden en de voeten worden warm gehouden op een stoof. Elektriciteit is er evenmin en het licht moet komen van kaarsen en daarnaast verlicht het haardvuur de kamer enigszins. Spiegels aan de wand zorgen er voor dat het licht wordt weerkaatst. Ook zijn er nog geen lucifers om het vuur aan te steken om te gaan koken. In plaats van lucifers gebruikte men een tondeldoos en wanneer het vuur eenmaal brandt worden de hete kooltjes bewaard om opnieuw te gebruiken. Er is er geen waterleiding, dus ook geen wc of bad. In plaats van water drinkt men licht bier. Veel borgheren brouwen hun eigen bier in hun eigen brouwerij.
Tondeldoos Afb.: Tondeldoos
.De tondeldoos is eigenlijk de voorloper van de aansteker en dient om 'vuur' te maken. In het doosje zit een stukje katoen. Verder heb je een vuursteentje en een metalen ring nodig. Met de vuursteen en de ring maakt je vonken en probeer je het katoen vlam te laten vatten. Als de stof goed genoeg in brand staat, wordt het weer uitgeblazen. De stof blijft dan smeulen, daarna wordt de tondeldoos weer gesloten. Als je vuur nodig hebt, kan de vlam weer worden aangewakkerd: je kunt weer vuur maken.
Zie ook: 'Het leven op stand'.
|